Film EVEREST
Katja Staartjes: “Onlangs is de film EVEREST uitgekomen, van de IJslandse regisseur Kormakur. Het is een geromantiseerde film over het waargebeurde Everest-drama van 1996. Hierover zijn verschillende boeken verschenen waaronder Into Thin Air van John Krakauer. Ik krijg veel vragen over de film…
Ik vind het een indrukwekkende film. Geweldig, de 3D-opnamen van de Everest zelf en de omgeving. Een beetje alsof ik de beklimming zelf opnieuw maakte; in 1999 klom ik via dezelfde route (de Nepalese kant, via zuid-oostgraat) naar de top. De scenes met de klimmers zijn duidelijk op een andere plek opgenomen, maar toch is het knap weergegeven.
Al met al laat de film wel een negatief beeld achter van de bergsport op Everest. En dat klopt grotendeels ook. Als eerste zou ik willen stellen dat de film ‘Everest’ niet representatief is voor de bergsport. Zoals ook het daadwerkelijk klimmen op de hoogste berg ter wereld niet representatief is voor de bergsport. Helaas is op Everest (op de twee normaalroutes) bijna alles vercommercialiseerd, en het wordt helaas alleen maar erger. Zoals dat ook het geval is op de Mont Blanc. Alleen daar is de invloed van de hoogte minder desastreus op het menselijk lichaam.
Vraag blijft staan: komt dit verhaal overeen met de werkelijkheid? Ja, behoorlijk. Ik was uiteraard niet bij de expeditie van 1996, waarin dit verhaal speelt. Ik vind echter dat veel aspecten van het commerciele klimmen op Everest (georganiseerd/geleid door een betaald bureau/gidsen) goed in beeld worden gebracht:
- De invloed van de commercie en competitie tussen de teams: de noodzaak publiciteit te hebben, en daarin goed voor de dag willen komen met zoveel mogelijk topsucces. Beter willen presteren dan de ‘concurrent’. Dit is overigens in andere sporten niet anders, alleen in 1996 was dit iets nieuws in het klimmen op Mount Everest. Gezien de grote risico’s van de beklimming brengt dat extra nadelen mee.
- De verschillen tussen de expeditie-outfitters. Rob Hall (Adventure Consultants) versus Scott Fischer (Mountain Madness), waarbij de laatste ervan uitging dat je zelfstandig moet kunnen functioneren op de berg.
- Dat ook gidsen en topklimmers last kunnen krijgen van extreme hoogteziekte; dit wordt Scott Fischer fataal.
- Dat er klimmers op Everest komen, die daar qua klimervaring niet thuis horen. Dit is een kwalijke zaak, maar helaas wel de waarheid. En het wordt steeds pregnanter met het verder toenemen van de drukte de laatste jaren. Overigens ingewikkeld hoe je dit zou moeten reguleren: wie wel en niet weigeren? En wie beslist dat?
- Door de aanwezigheid van meerdere teams, de noodzaak om onderling afspraken te maken over de logistiek. Rob Hall nam hiertoe het initiatief, wat nieuw was in het expeditie-klimmen. Het Zuid-Afrikaanse team haakte hierop af. Inmiddels is afstemming gemeengoed geworden op de bekende achtduizenders, en met name op Mount Everest. Hier worden ook kostenafspraken over gemaakt.
- De kracht van een storm op hoogte.
- Hoe lastig het is om de logistiek goed voor elkaar te hebben hoog op de berg: wachten op touw; iedereen functioneert slecht, dus je vergeet snel wat is afgesproken. En het is een gigantische klus om vast touw aan te brengen (tegenwoordig wordt dit door de Sherpa’s gedaan en pas daarna mogen Westerse klimmers omhoog). Ook de logistiek rondom zuurstof maakt duidelijk hoe lastig dit te organiseren is op hoogte. En als klimmers zonder komen te zitten, hebben de meesten een gigantisch probleem. Zelf zou ik overigens willen pleiten voor stoppen van zuurstofgebruik op achtduizenders, maar dat is een separate discussie en commercieel niet haalbaar (daarop haakt bijna iedereen af).
- Tot slot, de kracht van de liefde. En daarbij de pijn, die hoort bij verlies. Het verlies van klimmers die er zelf voor kiezen naar Everest te gaan en het risico dus bewust nemen.
Overdreven in de film zijn scènes waarin gedanst wordt in het basiskamp en alcohol gedronken. Ook lijken de karakters van Scott en Rob tbv de film uitvergroot.
Verder wordt de indruk gewekt dat deelnemers zelf nog niets weten van het effect van de hoogte, door een soort van college terplekke. Dat gaat me veel te ver, alhoewel ik denk dat deze keuze gemaakt is om de ‘onwetende kijker’ te tonen wat zuurstoftekort met je doet.
Kijkende naar de invloed van de hoogte op het menselijk lichaam, vind ik eea. behoorlijk uitgewerkt: je functioneert simpelweg zeer slecht boven 7500 meter, de ‘zone des doods’. Sterker nog, in werkelijkheid klimmen we de laatste paar honderd meter op de berg nog langzamer; je staat veelal over je pickel gebogen om je op te maken voor de volgende stap. Zo’n 100 meter per uur is de normale snelheid, zonder grote tegenvallers als diepe sneeuw. In de film zie je mensen verder met open jas en bloot gezicht met elkaar praten, wat gezien kou, wind en massaal zuurstofgebruik bijna niet voorkomt. Deze keuze is trouwens begrijpelijk, want anders is er qua gezichtsuitdrukking niets in beeld te brengen.
Wat ontbreekt in de film: de cruciale rol van de Sherpa’s in de expeditie, zowel in het basiskamp als op de berg. Dit is ook wat de weduwe van Rob Hall betreurt. Regisseur Kormakur geeft hierop als weerwoord dat het simpelweg niet lukte om alles in deze 2 uur durende film te ‘stoppen’. Dat kan ik wel begrijpen gezien de hoeveelheid informatie, feiten en mensen die nu al in de film voorkomt, maar toch is het een tekortkoming.
Waarom het uiteindelijk zo ontzettend mis kon gaan op het einde van de film? Dat is ontegenzeggelijk ‘te ver over de grens gaan’. Deelnemer Doug, die allang had moeten omkeren omdat hij te zwak was. Maar ook voor expeditieleider Rob Hall, die voor zijn klant (of de roem?), de absolute deadline qua omkeertijd overschrijdt. Voor gids Scott Fischer, die over zijn persoonlijk grenzen gaat (omdat hij niet achter wil blijven op zijn concurrent Rob?). En dan uiteindelijk de allesverwoestende storm, die het voor de afdalers onmogelijk maakt het kamp terug te vinden.
Het maakt eens te meer duidelijk dat je Everest niet kunt bedwingen; de berg en de natuur hebben altijd overwicht. Wij mensen zijn slechts nietige wezens. En als je daar als klimmer niet goed op inspeelt en niet goed naar binnen kijkt, betaal je een hoge prijs.
Persoonlijk verafschuw ik commercie en drukte op een berg. Toch ben ook ik gevallen voor de aantrekkingskracht van de Chomolungma (moedergodin van de aarde), zoals Everest wordt genoemd. Het blijft de hoogste berg ter wereld. Ik heb geluk gehad dat de drukte in 1999 nog relatief beperkt was: op 13 mei klommen we met ruim twintig klimmers naar de top. Toen ik de beroemde Hillary Step beklom was ik zelfs alleen. Op de top stonden we met een man of acht, prachtig om dit moment te hebben kunnen delen.
Voor mij was het een absoluut hoogtepunt en voorrecht om op de kroon van Chomolungma te hebben mogen staan. Ik heb veel aan Everest te danken. En ik heb mijn klimervaring kunnen uitbreiden om op gegeven moment zelfstandig expedities te ondernemen. Naar bergen waar het geen commercieel circus is. Over de hele wereld zijn zoveel prachtige bergen, in alle soorten en maten. Kortom er blijven altijd uitdagingen en dromen te over voor iedere klimmer! Of je de Everest nu wel of niet hebt beklommen.
N.B. Naschrift: in mei 2016 werd ik benaderd door NOS op 3, om een bijdrage te leveren de tocht naar de top van Everest in beeld te brengen. Zie het betreffende blog op deze website.